Is zorggebruik ‘meer dan verwacht’ in de krimpgebieden?
- Details
- Geschreven: dinsdag 24 mei 2016 11:38
- Geschreven door Kees Leidelmeijer
In het interessante rapport Overall rapportage sociaal domein 2015”van het SCP, wordt geconstateerd dat het gebruik van allerlei voorzieningen in het sociale domein opvallend hoog is in het noorden van het land en in Zuid-Limburg. In iets mindere mate is dat ook zo in de (groot)stedelijke regio’s Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.
Dat beroep op het sociale domein blijft opvallend hoog, zo constateert het SCP, als wordt gecontroleerd voor gemeentelijke risicoprofielen. Met die profielen zijn gemeenten op basis van populatiekenmerken als inkomen, leeftijd, werkloosheid, huishoudenssamenstelling e.d. onderverdeeld in groepen met een grotere of kleinere kans op gebruik van voorzieningen. Het gaat hier om dezelfde indicatoren waarmee de financiële middelen voor Participatie, Wmo en Jeugd over de gemeenten worden verdeeld.
Het SCP constateert dat – ook als je rekening houdt met die profielen – het gebruik in sommige regio’s opvallend hoog (of laag) is. Dit is in onderstaand kaartje weergegeven. Omdat het hoge gebruik met de gekozen populatiekenmerken niet te verklaren is, wordt de verklaring al snel gezocht in zaken als aanbod, cultuur of beleid in die regio’s. Daarbij wordt echter voorbijgegaan aan de vraag of de gehanteerde modellen wel toereikend zijn. In andere woorden: zijn de juiste populatiekenmerken wel op de juiste wijze gewogen?
De uitkomsten van de Woonzorgwijzer – een instrument dat we in samenwerking met Platform 31 ontwikkelden voor BZK – laten zien dat er op dit vlak nog wel verbetering mogelijk is.
De Woonzorgwijzer voorspelt hoeveel mensen in een wijk problemen hebben met zelfredzaamheid, vanuit het perspectief van gezondheid en beperkingen. Ook in dit instrument worden kenmerken van de bevolking in een wijk gebruikt, samen met specifieke kenmerken van die wijken als leefbaarheid. De Woonzorgwijzer voorspelt hoeveel mensen er zijn waar wat mee aan de hand is (de potentiele vraag) en niet hoeveel mensen gebruik maken van bijvoorbeeld dagopvang of huishoudelijke hulp (het feitelijke gebruik). Als we die voorspellingen op laag schaalniveau optellen tot dezelfde regio’s waar het SCP over rapporteert, dan zien we grotendeels dezelfde regio’s naar voren komen waar een ”meer dan verwacht” gebruik is van sociale voorzieningen.
Zo blijken er – op grond van die algemene indicatoren – bijvoorbeeld veel mensen te kunnen worden verwacht met meervoudige somatische aandoeningen en mobiliteitsbeperkingen in Zuid-Limburg, maar ook in het noorden (Groningen en Friesland) én in de grootstedelijke regio’s Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. En waar veel mensen met problemen zijn, is het niet vreemd als het gebruik van voorzieningen er dan ook hoog ligt.
Bron: Woonzorgwijzer
Veel problemen concentreren zich in de grote steden en in de krimpgebieden. En dat leidt tot een groot beroep op de sociale voorzieningen in die regio’s. Dat heeft niet zozeer met verschillen in aanbod, de vraagcultuur of beleid te maken zoals CPB en SCP suggereren, maar met feitelijke problemen in die gebieden. Door bottom-up te werken – zoals in de Woonzorgwijzer gebeurt – komt dat blijkbaar duidelijker in beeld dan wanneer top-down wordt gemodelleerd, zoals voor de verdeling van middelen naar gemeenten.